Wachten.
Er zit een kerel in de trein van Haarlem naar Leiden. Goed, op een gegeven
moment komt de conducteur de kaartjes knippen. Zegt die conducteur tegen
die kerel: Meneer, der klopt hier iets niet. U heeft een kinderkaartje!
Zegt die gast: Kan je nagaan hoe lang ik op de trein heb moeten wachten!
Verkleed.
In een feestwinkel vraagt een man aan de verkoopster: Ik ga naar een
gekostumeerd bal en ik wil als Adam gaan. Hebt u een vijgenblad voor mij?
Jazeker! zegt zij. Wat denkt u hiervan? Die kerel die begint te lachen en
die zegt: Nou juffrouw, dat is wel een heel klein blaadje.
Goed, die verkoopster die laat hem een groter vijgenblad zien, maar ook
dat vindt die gast te klein. Dat die juffrouw die komt met een groot
vijgenblad zeg, zo een voor de Reus van Klein Duimpje. Te klein! zegt die
knakker weer. Dat die verkoopster is het tenslotte zat en die zegt: Hoor
ns, als u echt zo'n grote staafmixer hebt, dan kunt u hem beter om uw nek
slingeren en als benzinepomp naar dat bal gaan!
|
|
Vergiftigd.
D'r ligt een kerel op zijn sterfbed. En zijn vrouw wijkt niet van zijn
zijde. Ze zit naast zijn bed, houdt zijn hand vast en tranen lopen langs
haar wangen. Ze begint te bidden, waardoor hij wakker wordt. Hij kijkt op
met een vermoeide blik en zijn bleke lippen beginnen voorzichtig te
bewegen als-ie fluisterend zegt: "Lieve Ans". "Stil mijn
liefste" zegt zij, "je moet rusten, niet praten".
Maar hij gaat door. "Ans" zegt-ie met een vermoeide stem,
"ik moet je iets opbiechten". "D'r valt niets op te
biechten" antwoordt zij huilend, "alles is goed, ga nou maar
slapen". "Nee, nee" zegt hij, "ik wil in vrede sterven
Ans. Ik heb liggen ketsen met je zuster, je beste vriendin en met je
moeder Ans". "Dat weet ik" zegt zij, "daarom heb ik je
vergiftigd".
Geleuf.
Er zit een Limburgse pastoor in de trein. En tegenover hem zit een vrouw
vreselijk te vloeken. De ene nondeju na de andere. Maar dan erger
natuurlijk. Zegt die pastoor op zijn Limburgs: Luuster, heeft u dan
helemaal geen GELEUF? Zegt zij: Ja hoor, mot je hem effe zien? |
|
Biechten.
Kleine Hans gaat biechten. Zegt Hans: "Mijnheer Pastoor, ik heb
ernstig gezondigd..." Zegt die Pastoor: "Hoezo, mijn zoon?"
Zegt Hans: "Ik heb een meisje meegenomen naar mijn slaapkamer."
Zegt de Pastoor: "Dat is geen zonde." Zegt Hans: "Ja, maar
ik heb haar schoenen en kousen uitgetrokken."
Pastoor: "Dat is ook geen zonde hoor." Zegt Hans: "En toen
heb ik haar jurk en haar trui uitgetrokken." Zegt die Pastoor:
"Dat is geen zonde jongen." Zegt Hans:"Maar toen zijn we op
bed gaan liggen pastoor" Zegt de Pastoor: "Dat is echt geen
zonde." Zegt Hans: "En toen kwam mijn vader binnen..." Zegt
de Pastoor:"Dat is zonde."
Knellen.
Een domme peroxidemuts wil nieuwe schoenen kopen. Zegt die verkoper: De
eerste week zullen ze nog wel wat knellen mevrouwtje. Zegt dat IQ-wonder:
O, in dat geval laat ik ze nog even hier staan, dan kom ik volgende week
wel terug.
|